Met ferme pas bestijgt hij de trappen van het Postillion Hotel, op steenworp afstand van de Johan Cruijff ArenA. Even daarvoor was hij vanuit zijn rol als lid van de Raad van Commissarissen nog op sportcomplex de Toekomst voor een gesprek met Marijn Beuker. En zo kleurt deze dinsdag al snel rood en wit, met aansluitend op dit interview nog een volgende meeting op het sportcomplex van Ajax. Het tekent de 63-jarige Blind, die veel waarde hecht aan persoonlijk contact en structureel overleg. En dat is altijd al zo geweest in de decennia die hij bij Ajax rondloopt. "Ik houd van korte lijnen. Als je vaak koffie met elkaar drinkt, word je niet snel verrast."
Wat is de allereerste herinnering die je aan Ajax hebt?
"Dat moet ongeveer eind jaren zestig, begin jaren zeventig zijn geweest. Ik herinner me het gevoel dat je woensdagmiddag uit school liep en dan wist dat er 's avonds Europacupvoetbal op televisie was. Daar verheugde ik me als acht- of negenjarige enorm op. Ik wilde graag de grote clubs, en dan met name Ajax, in actie zien. Al kwamen mijn eerste echt actieve herinneringen pas veel later toen ik als speler van Sparta tegen Ajax speelde. Toen kwam de club pas echt dichtbij, want in mijn jeugd zat ik als Zeeuw toch met name wat dichter bij huis bij Sparta of NAC op de tribune. Als gezin gingen we misschien eens per jaar naar Amsterdam, maar dan was het voor een bezoek aan Artis of iets anders."

Het had ook gekund dat jouw voetbaltoekomst destijds niet op Het Kasteel, maar een paar kilometer verderop in Rotterdam was begonnen…
"Ik ben inderdaad ooit uitgenodigd voor een proefwedstrijd van Feyenoord. Het was een mogelijkheid geweest, maar dat traject ben ik niet aangegaan. Dat gold ook voor een eventuele stap naar NAC of later VVV-Venlo. Dat had te maken met het zakken voor de HAVO, waarna mijn vader stelde dat ik de vijfde klas nog een jaar over ging doen. Uiteindelijk leverde me dat een diploma en een jaar extra ontwikkeling als voetballer op. Er kwamen ook meer clubs op mijn pad, waarbij Sparta uiteindelijk een heel goede keuze is gebleken. Het was een club met weinig geld, maar juist daardoor kwam je als jonge speler snel in beeld. Het droeg eraan bij dat ik een maand na mijn achttiende verjaardag al mijn debuut maakte."
Tussen de magische woensdagavonden met Europacupvoetbal op tv en het moment dat de jonge Blind zelf op zondagavond op televisie kwam, zette Ajax, net als Oranje, grote stappen in het mondiale voetbal. De gouden jaren '70 volgde hij aan het begin van zijn tienerjaren op de voet. En in de zomer van 1974 verliet hij 's middags op tijd het Zeeuwse strand om niets van het WK voetbal en de prestaties van het Nederlands elftal te hoeven missen. Net zo min met een toekomst bij Ajax was hij toen met de mogelijkheid om ooit zelf het shirt van Oranje te dragen bezig. Zeven succesvolle jaren bij Sparta later, onder de vleugels van zijn ervaren teamgenoot Louis van Gaal, kon hij als bijna 25-jarige international de stap naar Amsterdam maken. Op voorspraak van Johan Cruijff.
Hoe hoorde je destijds van de interesse van Ajax en Cruijff?
Na afloop van Duitsland - Nederland (zijn derde interland, red.) stapte toenmalige KNVB-perschef Wim Jesse de spelersbus in met een briefje met daarop het telefoonnummer van Ajax-bestuurslid Arie van Eijden en het verzoek om hem de volgende dag te bellen. "Hij was mijn eerste aanspreekpunt en vanuit daar is het balletje gaan rollen. Het laatste competitieduel van dat seizoen was toevallig Sparta - Ajax, waar ik na afloop symbolisch in een ruimte op Het Kasteel mijn handtekening onder mijn eerste Ajax-contract heb gezet."

Het bleek uiteindelijk een handtekening die Ajax en Blind tot de dag van vandaag, met af en toe een kleine tussenpauze, aan elkaar zou verbinden. Nu al bijna veertig jaar. Als rechtsback pakte hij direct in zijn eerste seizoen (1986/1987) met de Europa Cup II al zijn eerste prijs (al moest hij tijdens de gewonnen finale geblesseerd toekijken). Op weg naar de UEFA Cup-winst in 1992 transformeerde Blind tot centrale verdediger en nam hij de aanvoerdersband van de later naar Genua vertrokken John van 't Schip over. In de jaren erna leidde hij Ajax als captain onder Van Gaal naar vele memorabele successen, met als absoluut hoogtepunt de UEAF Champions League-winst in 1995. Blind: "Na de gemiste finale van 1987 heb ik in totaal nog vier Europese finales met Ajax mogen spelen. Als je nu tegen mensen zegt dat je in dertien jaar Ajax liefst vijf Europese finales hebt meegemaakt en er daarvan drie hebt gewonnen. Dat is eigenlijk wel uniek."
Als aanvoerder was je jarenlang de eerste Ajacied die de nationale en internationale hoofdprijzen in ontvangst mocht nemen. Wat bracht die band verder met zich mee?
"Het aanvoerderschap kan je in twee delen opsplitsen. In mijn ogen is het belangrijkste element dat je het verlengstuk van de trainer/coach in het veld bent. Ik kreeg die band op m’n dertigste, dus qua leeftijd en ervaring bracht ik het nodige mee. Bovendien ben ik altijd een speler geweest die het van zijn inzicht moest hebben, dus dat helpt ook zeker mee als je het verlengstuk van de trainer bent. Daarbij is het dan wel belangrijk dat je min of meer dezelfde voetbalfilosofie deelt. Daarin zaten Van Gaal en ik dicht bij elkaar. Daarnaast heb je als aanvoerder ook een belangrijke taak in het erin houden van de teamgeest. Zo organiseerde ik ook buiten het veld etentjes, sinterklaasmiddagen in het spelershome en zorgde ik ervoor dat nieuwe spelers en hun familie zich ook snel thuis voelden in de groep. En als er weleens een probleem met een teamgenoot was, dan ging ik gewoon even thuis langs om het er over te hebben. Zo had je dus echt een rol binnen en buiten het veld."

Tijdens de strafschoppenreeks om de Wereldbeker in Japan had commentator Eddy Poelmann het over 'de verantwoording die de aanvoerdersband met zich meebrengt' toen je voor de beslissende strafschop naar de stip liep. Voelde je die verantwoordelijkheid zelf ook zo?
"In die zin: ik koos er zelf voor om de laatste te nemen. Maar dan moet de trainer het natuurlijk nog wel accorderen. Het initiatief ligt sowieso bij de trainer omdat hij het lijstje vooraf samenstelt op basis van een inventarisatie bij de spelers. Een jaar later zou ik als aanvoerder ook de vijfde strafschop nemen in de Champions League-finale tegen Juventus. Toen kwam ik echter helaas niet meer aan bod omdat de reeks al was beslist in het voordeel van de Italianen."
Wat is in de kwart eeuw na het einde van jouw spelerscarrière de mooiste rol van alle Ajax-rollen geweest?
"Zonder twijfel de combinatie van hoofd jeugdopleiding en coach van Ajax Onder 19. Dat is achteraf gezien wel de leukste periode geweest. Het werken met jonge talenten als Wesley Sneijder, John Heitinga en later Hedwiges Maduro, Ryan Babel en Urby Emanuelson gaf veel voldoening. Voetbal in zijn puurste vorm, zeker bij Ajax waar de jeugdopleiding de levensader is. Die jongens zaten toen al dicht tegen het eerste elftal aan. Als trainer kon ik daar op tactisch gebied al heel veel in kwijt. Ik vond het erg leuk om met de ontwikkeling van die talenten bezig te zijn en om ze vervolgens klaar te stomen voor de stap naar Ajax 1. En dat is nooit een eenvoudige puzzel omdat veel ook om balans in een selectie draait. Het gaat om de juiste mix in de zoektocht naar het ideale team."
"Uiteindelijk had ik die rol misschien nog wel langer willen en kunnen doen, maar zoals dat gaat in het voetbal: toen werd Ronald Koeman in 2005 ontslagen en werd ik gevraagd om het over te nemen bij het eerste elftal. Dan stap je daar toch in, ook omdat je je trainerspapieren niet voor niets hebt gehaald en het toen toch wel je ambitie was om hoofdtrainer te worden."

Over clubliefde gesproken. Het lied ‘Danny Blind: wie kent hem niet? Danny Blind, Danny Blind is een echte Ajacied’ was jarenlang een klassieker op de tribunes. Later ook in de variant met Daley. Wat betekent het zijn van Ajacied voor jou?
"Als Ajacied houd je van de club. Maar evengoed ben je daardoor ook kritisch, juist omdat je er veel van houdt. Dat gaat vaak samen. Een groot gedeelte van mijn leven heb ik bij Ajax gewerkt, dus het speelt sowieso een belangrijke rol in mijn leven. En daarmee ook in het leven van mijn vrouw Yvonne en dochters Zola en Frenkie. En dat was voor hen niet altijd makkelijk, want ik was veel op de club en met Daley erbij stond veel in het teken van Ajax. Hoe vaak mijn vrouw hem, en noodgedwongen zijn jongere zussen op de achterbank, als jeugdspeler niet naar Ajax heeft gebracht om te trainen of een wedstrijd te spelen. Dan vraagt ook veel van de andere gezinsleden. Zeker ook in slechte tijden, dan raakt dat iedereen en krijgen die vier letters voor even een andere betekenis. Overigens zit de hele familie tegenwoordig nog geregeld op de tribune bij Ajax hoor."
"Ajax is een van de grotere clubs in Europa, en dat is knap voor zo'n klein land als Nederland. Natuurlijk heb je clubs Real Madrid en FC Barcelona, maar Ajax kunnen we daar met vier eindzeges in de Champions League / Europa Cup I rustig bij zetten. Ajax heeft nog altijd een grote naam in de wereld, en is tegelijkertijd ook nog echt een vereniging. De club heeft heel veel talenten opgeleid. Dus ja, als je alles zo optelt dan houd je gewoon van die club. En dat ondanks dat ik geen Amsterdammer ben. Dat heeft Daley op me voor. Hij houdt als geboren Amsterdammer misschien nog wel meer van de club."
Net als Ajax loopt ook Van Gaal als rode draad door jouw voetballeven. Van teamgenoten bij Sparta tot de gloriejaren '90 bij Ajax en van twee periodes samenwerken bij Oranje tot nu de verbinding vanuit jullie rollen als commissaris en adviseur. Wat maakt jullie samenwerking zo sterk?
"We delen grotendeels dezelfde visie, daar begint het mee. Daarnaast kennen we elkaar al ontzettend lang. Ik heb Louis om m'n zeventiende bij Sparta leren kennen. Hij was tien jaar ouder dan ik en een speler met aanzien die ook voorzitter van de spelersvakbond was. Hij had, ook als docent lichamelijke opvoeding, een bepaalde bagage waar ik van kon leren. En dat heb ik ook gedaan. Louis heeft me geïnspireerd om al jong mijn trainerspapieren te halen. Toen ik twintig jaar was had ik al Oefenmeester II en III behaald. Dat is vrij uniek op die leeftijd. Als semi-prof had ik daar ook alle ruimte voor. En Louis zette mij en andere jonge spelers aan om over het spelletje na te denken."
"Bij Ajax werkten we als trainer/coach en aanvoerder weer volgens dezelfde uitgangspunten en gedeelde voetbalfilosofie samen. Al kregen we toen inhoudelijk gezien wel heel andere discussies. Logisch ook wel, want er zit nogal een verschil tussen een twintigjarige speler van Sparta en de dertigjarige aanvoerder van Ajax. Denk alleen al aan de druk, omgang met media en alles wat er verder bij komt kijken als je bij Ajax speelt. Daarbij ontwikkel je jezelf ook als mens. Weer jaren later als assistent bij het Nederlands elftal waren de principes ook weer helder. Net zoals dat we allebei heel verschillende personen zijn. Qua voetbalvisie lijken we veel meer op elkaar. En daar gaat het om. Het is belangrijk dat je op één lijn, maar minstens zo belangrijk dat wanneer je op bepaalde onderdelen niet op dezelfde lijn, je met respect een discussie kan voeren en dat ernaar je wordt geluisterd. Ik heb ervaren dat hij stafleden heel veel vrijheid geeft, maar uiteindelijk is hij eindverantwoordelijk en geeft hij de touwtjes ook niet uit handen. Je kan hem zeker overtuigen dat het in bepaalde situaties ook anders kan, mits je goed voorbereid bent. Daar krijg je goede discussies van."
Hoe gaan die discussies anno 2025 tussen commissaris Blind en RvC-adviseur Van Gaal?
"Louis is gepokt en gemazeld in voetballerij. Vanuit onze samenwerking houd ik Louis vanuit mijn rol als RvC-lid met de technische portefeuille aangesloten daar waar nodig. Maar hij heeft zelf ook contact met de directie. We moeten er ook geen groot ding van maken. We zijn allebei bovenal Ajacieden. We helpen de club graag en denken mee, daar waar het kan."
Is het mooi om op deze manier iets voor de club terug te kunnen doen?
"Jazeker, maar ik heb ook plezier in wat ik doe en ik ben gek op voetbal. Als RvC-lid weet ik mijn weg binnen Ajax en voetbal in het algemeen goed te vinden. Toen ik in 2017 in deze voor mij nieuwe rol begon, heb ik geprobeerd zo snel mogelijk zaken eigen te maken. Daarbij heb ik veel geleerd van de andere RvC-leden met hun ervaring in het bedrijfsleven en andere commissariaten. Als je dan een beetje oplet, en daar ben ik wel van, dan leer je hoe je als toezichthouder zaken beoordeelt. Daarnaast ben ik sowieso iemand van de korte lijnen en het persoonlijke contact. Als je vaak koffie met elkaar drinkt, weet je alles wat je moet weten en word je niet snel verrast. De combinatie met mijn achtergrond als oud-speler en -trainer, technisch directeur, technisch manager, jeugdtrainer en hoofd jeugdopleiding komt daarbij ook erg goed van pas. Dat helpt allemaal mee bij het zo goed mogelijk vervullen van deze rol." En dan met een veelbetekenende lach: "Ik kan in ieder geval een beetje meepraten."
