Het is voor Ajax-supporters tegenwoordig dringen voor een kaartje voor een thuiswedstrijd. Als het stadion niet uitverkoopt is dat een absolute zeldzaamheid. Hoe anders was dat veertig jaar geleden, kort voor de terugkeer van Cruijff.
Vette jaren
Toen de eeuwige nummer 14 in de tweede helft van de jaren zestig doorbrak, volgde de periode van het Gouden Ajax. De drie Europa Cups, de Wereldbeker; het was een tijd van ongekende sportieve weelde. Het vertrek van Cruijff, Rinus Michels en een aantal andere sterkhouders, leidde een periode van verval in.
Gezien de omvang van alle successen in die beginperiode van de jaren zeventig, was het niet zo gek dat het wat minder werd. Maar de verwachtingen van het Amsterdamse publiek - van nature toch al kritisch - in het Ajax-stadion De Meer bleven enorm.
En zo kon het gebeuren dat De Meer in het seizoen 1981/1982 vaak behoorlijk leeg was. Bij minder aansprekende duels zat het maar halfvol. Tijdens de derde thuiswedstrijd van het seizoen hadden bijvoorbeeld slechts achtduizend toeschouwers de moeite genomen naar het stadion te komen.
Chagrijn
Dat chagrijn onder de supporters werd ook gevoed door de matige verstandhouding met de coach Kurt Linder. De West-Duitser was een atypische Ajax-trainer, die bepaald niet bekend stond om zijn voorliefde voor attractief en aanvallend voetbal. Zijn aanstelling door voorzitter Ton Harmsen was een tegenzet, ingegeven door een paar magere jaren waarin wel werd gepoogd leuk voetbal te spelen, maar bijna niets werd gewonnen.
Gedurende dat aanvankelijk gure seizoen 1981/1982 werd de roep om Cruijff steeds luider. Met Harmsen en Linder had het publiek niks op en niemand anders dan de Verlosser van weleer moest nieuw leven blazen in de club.
Geheel onrealistisch was die wens niet. Cruijff was na zijn succesjaren in Barcelona uitgeweken naar de Verenigde Staten en speelde - mede ingegeven door financiële tegenspoed - zelfs nog kort voor het Spaanse Levante.
Gebeden gehoord
Na een periode van veel geruchten gebeurde het toch echt: in december 1981 keerde Cruijff na acht jaar afwezigheid terug bij Ajax. Hij kwam terecht in een jong en wispelturig elftal, dat het landskampioenschap eigenlijk al leek te hebben verspeeld.
De aandacht voor het duel van zijn rentree - thuis tegen Haarlem - was ongekend groot. De Meer liep weer vol: voor het eerst in tijden was De Meer weer uitverkocht. Voor de oudere generatie supporters voelde het nostalgisch: de held van hun jeugd was er weer. Voor de jongere Ajacieden bracht het vooral hoop: zou die mythische figuur op zijn oude dag nou echt nog zó goed zijn?
Op 6 december 1981 gaf Cruijff tegen Haarlem een duidelijk antwoord op die vraag: ja, hij was nog altijd een absoluut fenomeen. Het moment waarop hij alle twijfels over zijn leeftijd en het chagrijn rondom zijn nieuwe ploeg wegnam, volgde in de 21e minuut.
Geploeter wordt kunst
Na een moeizame aanvalsopbouw belandde de bal bij Sören Lerby. Toen de bal uiteindelijk in bezit van Cruijff kwam, veranderde het geploeter in kunst. Hij kapte een inglijdende Haarlem-verdediger uit, week iets uit naar de rechterkant en stiftte. Met een trage boog vloog de bal over keeper Edward Metgod heen. Achter het doel werd een volgepakt vak helemaal gek. De rest van het volgepakte stadion volgde niet veel later.
De legendarische goal tegen Haarlem was het begin van een fraaie comeback. Hoewel de ploeg van Linder niet altijd goed speelde, kreeg Ajax in de tweede seizoenshelft nieuw zicht op de titel.
Onder leiding van Cruijff raakten de jonge talenten in de groep steeds meer in vorm. Wim Kieft, Frank Rijkaard, John van 't Schip en Gerald Vanenburg ontwikkelden zich razendsnel. "Als het slecht gaat in een wedstrijd, zorgt Johan ervoor dat het weer goed gaat", zei een piepjonge Vanenburg erover. "Hij praat veel op je in. Hij regelt en organiseert alles."
En zo volgde het herstel. Ajax klom gestaag op de ranglijst en voetbalde attractiever en met meer verrassing dan voorheen. Dat alles leidde tot één van de mooiste kampioenswedstrijden uit de Ajax-historie.
Kampioenswedstrijd
In mei 1982 nam Ajax het op tegen AZ, dat het seizoen daarvoor nog kampioen was geworden. Het was juist de oude meester zelf die met een fraaie pass een cruciaal aandeel had in het beslissen van die kampioenswedstrijd. Cruijff stuurde Vanenburg met een perfecte pass weg, waarna het technisch begaafde talent de verlossende treffer maakte. Het was de kroon op een fenomenaal half jaar, waarin de Verlosser weer leven blies in Ajax.